agenda per maand

terug

Jaap Kroneman

Jaap Kroneman

Alphons ter Avest Next Architects Thomas Rentmeister

Alphons ter Avest Next Architects Thomas Rentmeister

Doke Melman

Doke Melman

Jan Vos

Jan Vos

Joost Bakker

Joost Bakker

Mark Manders

Mark Manders

Next Architects Maurice van Tellingen Suze May Sho en Michiel Reessink

Next Architects Maurice van Tellingen Suze May Sho en Michiel Reessink

PJ Roggeband

PJ Roggeband

Theo Konijnenburg en Jan van der Vaart

Theo Konijnenburg en Jan van der Vaart

Thomas Rentmeister

Thomas Rentmeister

Jaap Kroneman Maurice van Tellingen Theo Konijnenburg en Ineke Hans

Jaap Kroneman Maurice van Tellingen Theo Konijnenburg en Ineke Hans

Ton Verstegen

Ton Verstegen

PJ Roggeband

PJ Roggeband

G.J. de Rook

G.J. de Rook

Het Huis, De Kamers


Curator:       Marten Hendriks,

vormgeving: Marten Hendriks, 
                  Julius vander Vaart

Deelnemende beeldend kunstenaars, ontwerpers e.a.:

Next Architects, Alphons ter Avest, 
Joost Bakker,
Sanna  Belzers, Branding inspiring office life,
Wouter Bijl, Mieke Gresnigt,

Frank Halmans, Ineke Hans, Lieven Hendriks,
Nick Hullegie, Kinke Kooi, Frank Koolen,
Theo van Konijnenburg, Jaap Kroneman
,
Joris Laarman, Angeline Lips, Mark Manders, 
Doke Melman, Bert van Ommen,
Michiel Reessink, Thomas Rentmeister, P.J.Roggeband, 
G. J. de Rook, 
Han Schuil, Suze May Sho, 

Elli Slegten, Maurice van Tellingen,
Ton Verstegen, Jan Vos, Geert Voskamp en Hans Walraven

De tentoonstelling het huis, de kamers is een project van beeldend kunstenaar en curator Marten Hendriks. Samen met Julius van der Vaart, die Hendriks assisteerde bij de inrichting en vormgeving van de tentoonstelling, stelde Marten Hendriks werk op van rond de dertig kunstenaars en vormgevers.

Het geëxposeerde werk is voor een deel te betitelen als design en gemaakt voor gewoon gebruik in huis. Een andere deel beeldt huiselijke voorwerpen en situaties uit.Verder is werk te zien dat uit huiselijke objecten is opgebouwd of zulke voorwerpen nabootst. De meeste werken stammen uit de eerste jaren van de nog maar net begonnen eenentwintigste eeuw, maar er wordt op de tentoonstelling hier en daar ook teruggekeken. Het ontwerp van de Lounge Chair van het echtpaar Eames stamt uit 1952 en nadat de bezoeker een blik heeft geworpen op het voor de gelegenheid vers gestrooide Kleedje van Alphons ter Avest kan hij opnieuw kennis maken met een installatie van Mark Manders die de kunstenaar voor het eerst liet zien op de Sonsbeektentoonstelling van 1993. De voor de tentoonstelling bijeengebrachte werken zijn in zekere zin een weerspiegeling van de kijkervaringen van de curator. Die kijkervaring beslaat in middels een jaar of veertig. Hendriks - werkzaam als beeldende kunstenaar, docent aan de Arnhemse kunstacademie en als curator van tentoonstellingen en websites - heeft in al die jaren een soort mentale collectie aangelegd van werken die hem als kijker hebben getroffen en zijn bijgebleven. Duidelijk is zijn voorkeur voor het onanekdotische en onnadrukkelijke. Werken als Spiegel van Han Schuil, de mimetische objecten van Theo Konijnburg, Michiel Reesink en Sannah Belzers en Entrance en Kampvuren langs den Evenaar van respectievelijk Maurice van Tellingen en Frank Halmans verbergen zich achter een bedrieglijke terloopsheid of schijnbare zakelijke alledaagsheid.

Al met al ontstond door de keuze van de curator een soort visuele snoeptrommel. Het grote aantal werken riep echter ook problemen op. Hoe moet je zoveel werk van zoveel verschillende kunstenaars op een samenhangende manier exposeren? Dat probleem leidde naar oplossingen die op hun beurt iets bijdragen aan de praktijk van het exposeren en de bezoeker uitnodigen om op een andere dan de gebruikelijke manier naar de tentoonstelling te kijken.

Wat in de eerste plaats opvalt aan deze tentoonstelling is dat er niet alleen veel is te zien op een betrekkelijk kleine oppervlakte, maar dat de geëxposeerde objecten elkaar soms ogenschijnlijk in de weg staan. Dat alles is opzet. De curator heeft er, mikkend op bepaalde visuele effecten, alles aan gedaan om de bezoeker naar objecten te laten kijken met op zijn netvlies de nabeelden van de andere geëxposeerde objecten. De visuele chaos die zoiets zou kunnen opleveren, wordt daarbij tegengewerkt door de zorgvuldige enscenering. Curator Marten Hendriks schikte een grote hoeveelheid visuele informatie, want zo kun je al het geëxposeerde wel omschrijven, in een esthetisch en ruimtelijk verband zoals een grafisch vormgever dat zou doen met teksten en afbeeldingen in bijvoorbeeld een tijdschrift of een architect met bouwvolumes bij de inrichting van een complex van gebouwen rond een verbindend plein. De aanpak is vergelijkbaar, alleen wordt Hendriks op deze tentoonstelling geconfronteerd met minder praktische beperkingen en heeft hij alle kans om min of meer vrij zijn gang te gaan. Op iedere plek zie je dat Hendriks samen met Van der Vaart na lang schuiven en verplaatsen de opstelling heeft gekozen waarin de geëxposeerde objecten op allerlei manieren corresponderen en contrasteren en er vanuit meerdere gezichtspunten een heldere, maar beweeglijke orde ontstaat.

Dat de tentoonstelling het huis de kamers afwijkt van wat in musea en kunstcentra gebruikelijk is, behoeft weinig betoog. In musea en kunstcentra wordt het geëxposeerde object doorgaans geïsoleerd van de 'gewone' omgeving en van de visuele invloed van andere geëxposeerde objecten. Bovendien worden in musea en kunstcentra genres als design en kunst ook vaak gescheiden van elkaar geëxposeerd. Voor Curator Marten Hendriks is dit alles geen leidraad geweest. Behalve door het voorbeeld van de grafische vormgeving, heeft hij zich onder meer laten leiden door wat je voor het gemak het 'huiselijke perspectief' zou kunnen noemen.

Het gemiddelde huis is een aardige weerspiegeling van de evolutie van de menselijke soort. Je vindt er dingen die al eeuwen bekend zijn, zoals bewaarbaar voedsel en naaigerei, naast zaken als de televisie en de computer die in de afgelopen vijftig jaar de mogelijkheid hebben geschapen van een ongekende consumptie van nieuws, vermaak, kennis en cultuur. In huis vindt je banale dingen, zoals potten en pannen, en dingen van de zogenaamde hogere cultuur, zoals boeken, schilderijen en designmeubels. Dat alles staat, hangt of ligt kriskras door elkaar. De dingen in huis zijn functioneel gescheiden en met het oog op zoiets als gezelligheid, maar een strikte scheiding naar genres of naar toebehoren in de rangorde van hoge cultuur en gewone dingen is er natuurlijk niet. De dingen zijn aan elkaar gelijk en die gelijkheid ontstaat ook nog door iets anders. In de praktijk zegt het weinig tot niets dat je huis zo'n interessant cultuurhistorisch fenomeen is. Je huis is boven alles de plek van je alledaagse leven en de daarbij horende sleur en gewenning. In huis worden alle dingen gewoon en in hun gewoonheid aan elkaar gelijk. Wat je bezit en in huis hebt, bekijk je na een tijd alleen nog maar met een half oog of helemaal niet. Je gaat pas weer met aandacht kijken als je denkt dat er iets mis is.

Om de onverschilligheid van de huiselijke blik is het curator Marten Hendriks niet te doen. Wel om de gelijkheid tussen objecten die daardoor ontstaat. In de tentoonstelling het huis, de kamers is alles van hetzelfde belang, de kunstwerken niet meer dan designobjecten of de kunstvoorwerpen die gewone, huishoudelijke voorwerpen en apparaten nabootsen. Deze gelijkheid van de dingen maakt het mogelijk om binnen het kader van de zorgvuldig gearrangeerde opstelling het ene object naar believen te associëren met het andere. Wat je van de tentoonstelling oppikt, ligt voor een groot deel aan je bereidheid om je ogen de kost te geven, het toeval en je ontvankelijkheid voor wat je, terwijl je je door de tentoonstelling beweegt, in je schoot krijgt geworpen. De tentoonstelling legt anders gezegd nogal de nadruk op het kijken en op je manier van kijken en aan dat onderwerp kan nauwelijks genoeg aandacht worden besteed.

Zoals eerder gezegd, wordt het kunstobject in musea en kunstcentra doorgaans geïsoleerd van zijn 'gewone' omgeving en van de invloed van andere kunstobjecten. De museale manier van exposeren is een in de loop van de tijd ontwikkeld ordeningsbeginsel. Zo'n ordeningsbeginsel leidt de blik naar wat belangrijk is en brengt een onderscheidt aan tussen voor- en achtergrond, hoofd- en bijzaken. Zonder zulke ordeningsbeginsels zou communicatie en cultuur natuurlijk niet mogelijk zijn. Maar juist omdat ieder ordeningsbeginsel onderscheid maakt en bepaalde zaken op de voorgrond plaatst, belemmert het tegelijkertijd het zicht op weer andere zaken. Het is belangrijk om je daarvan bewust te zijn en om onderzoek te doen naar andere ordeningsprincipes die je andere dingen op een andere manier laten zien. Dat is wat curator Martin Hendriks en medevormgever Julius van der Vaart hebben gedaan. Met hun ordeningbeginsel, dat is gebaseerd op het zogenaamde 'huiselijke perspectief' en op de van de grafische vormgeving en de architectuur afgekeken esthetische ordening van een grote hoeveelheid visuele informatie, proberen ze de bezoeker tot een andere manier van kijken te brengen. Ze hopen dat de bezoeker die manier van kijken niet helemaal kwijt is als hij het kunstcentrum verlaat en naar huis gaat. Gewone dingen in huis en in de openbare ruimte verdienen de aandacht die we doorgaans uitsluitend over hebben voor kunstvoorwerpen in het museum. De wereld is het waard om goed bekeken te worden.

Deze expositie is mede mogenlijk gemaakt door,

info K13: Pers, alg.info, com.van aanbeveling,sponsors etc.exposities K13K13 en educatieK13 en verhuur - zaalverhuur en meer mogelijkhedenterug naar home-page K13reserveren voorstellingen K13